Iedereen heeft wel eens een mening ergens over. Jij waarschijnlijk ook. Over kleding die iemand draagt, over het eten dat je moeder heeft gekookt of over iets wat iemand zegt. Anderen kunnen ook een mening hebben over jou of over jouw broertje of zusje. Klasgenoten of buren zeggen dat ze jouw broer of zus raar vinden of reageren vervelend op hem of haar. Hoe ga je om met die mening van een ander? We geven je een aantal tips.
De mens zit zo in elkaar dat als we iets kennen en begrijpen, we ons er goed bij voelen. We voelen ons veilig en zeker. Is iets onbekend, dan vinden we het al gauw eng, raar of stom. We voelen ons onzeker en hebben een negatieve mening, een vooroordeel, over de situatie.
Dit kan gaan om een bepaalde sport of kledingtrend, maar hetzelfde geldt voor mensen die niet bekend zijn met de beperking, stoornis of ziekte die jouw broer of zus heeft. Ze vinden het gedrag daardoor misschien eng of vinden dat je broer of zus er raar uit ziet. Doordat ze het niet kennen, hebben ze er een negatieve mening over.
Door hen erover te vertellen, kunnen ze hun mening bijstellen. Je kunt bijvoorbeeld een vriend meer uitleg geven, maar je kunt het ook direct aan jouw hele klas uitleggen, door er bijvoorbeeld een spreekbeurt over te houden of een werkstuk over te maken. Vind je het spannend om dit te doen? Vraag een goede vriend, een leraar of je ouders om je te helpen. Je kunt ook vragen of begeleiders van jouw broer of zus hieraan mee kunnen helpen. Door uitleg te geven wat de beperking, stoornis of ziekte inhoudt en wat dat voor jou betekent, zullen jouw klasgenoten het beter begrijpen en het meer respecteren.
Je creëert jouw mening op basis van wat je weet en ervaart. Iets wat iemand interessant vindt, kan jij niet interessant vinden. Iets wat iemand mooi vindt, vind jij misschien helemaal niet mooi. Hetzelfde geldt voor de mening dat iets vreemd of raar is. Iemand anders vindt dat, misschien omdat hij of zij hier niet bekend mee is. Het hoeft niet te betekenen dat dit ook vreemd of raar is. Zo’n mening zegt dus veel over degene die de mening heeft, niet over jou of jouw broer of zus. Bovendien is het een mening, geen feit. Dit besef dat een mening veel zegt over een ander en eigenlijk niets met jou of je broer of zus te maken heeft, kan al helpen.
Het voelt vervelend als iemand een mening heeft over jou of over jouw broer of zus. Je kunt je onzeker gaan voelen, boos worden of je verdrietig voelen. Met iemand daarover praten kan je enorm helpen. Vertel bijvoorbeeld tegen je ouders wat iemand tegen je heeft gezegd. Veel brussen zijn geneigd om hun zorgen en iets vervelends wat ze meemaken, niet met hun ouders te delen, om hen niet meer zorgen te geven. Toch is het belangrijk dat je dit doet. Jij bent namelijk ook een kind van je ouders en hoe druk ze het ook hebben, ze willen er ook voor jou zijn.
Je kunt het ook delen met je leraren of met een vertrouwenspersoon. Scholen hebben vaak zo’n persoon met wie je dit kunt delen en ook bij veel hulpverleningsinstanties kun je bij een vertrouwenspersoon terecht. Misschien geldt dat ook voor de instantie die jouw broer of zus begeleidt.
Met je ouders, leraren of een vertrouwenspersoon kan je delen waar je mee zit. Je kunt daarnaast ook tips vragen voor hoe je ermee om kunt gaan en hoe je op iemand kunt reageren.
Tot slot is het belangrijk om te beseffen dat er ook andere brussen zijn die regelmatig te maken hebben met mensen met een mening over een broer of zus. Via online platforms, Facebook-groepen of offline lotgenotengroepen kun je hen ontmoeten. Met hen kun je delen wat iemand tegen je heeft gezegd of wat je vervelend vond. Het is al fijn dat je dit aan hen kunt vertellen, omdat zij jou echt kunnen begrijpen. Daarnaast kunnen ze je mogelijk tips geven voor hoe je hiermee om kunt gaan en hoe je op mensen kunt reageren. Wat heeft bij hen gewerkt? Misschien werkt dat ook wel bij jou!