De unieke band van broers en zussen

Gedurende de hele levensloop

Broers en zussen zijn hun hele levensloop aan elkaar verbonden. Dat begint bij wanneer jullie jong zijn en jullie ouders voor jullie moeten zorgen. Alle stappen die daarna worden gezet, maken jullie samen door. Die stappen hebben invloed op jullie relatie en daardoor verandert die continu. In sommige periodes zijn jullie heel hecht en delen jullie alles met elkaar. Op andere momenten maak je vooral je eigen herinneringen. En het ene moment voelt je broer of zus als je grootste vijand, het andere moment is het je beste vriend.

Je kunt het niet uitmaken

Met vrienden kun je breken. Passen ze niet meer bij je, hebben jullie ruzie gekregen of is jullie contact simpelweg verwaterd? Dan kan je volledig een ander pad gaan volgen. Je kunt elkaar uit het oog verliezen. Broers en zussen kunnen dat over het algemeen niet. Je hoort wel eens verhalen over broers en zussen die elkaar vanwege een ruzie niet meer spreken. Toch blijven ze bij dezelfde familie horen, hebben ze dezelfde ouders en zijn ze daarmee voor het leven met elkaar verbonden. Op de vraag of je een broer of zus hebt, zal het antwoord altijd ‘ja’ blijven. Meer dan bij een verbroken vriendschap, kan je na verloop van tijd weer benieuwd zijn hoe het met de ander gaat.

Zorgen om of het goed gaat met de ander

Hoe jullie band ook is, broers en zussen leven vrijwel altijd met elkaar mee. Jullie willen weten hoe het met de ander gaat en wat er in elkaars leven afspeelt. Voor veel broers en zussen geldt zelfs dat, als het niet goed gaat met de ander, zij dit aanvoelen.

Je hebt dezelfde opvoeding (gehad) en begrijpt elkaar daardoor als geen ander. Je maakt binnen jullie gezin of familie veelal hetzelfde mee. Dat kunnen positieve dingen zijn, zoals een vakantie, een huisdier of een gezellige verjaardag, maar dat kunnen ook negatieve gebeurtenissen zijn, zoals een overlijden of ruzie in de familie.

Hetzelfde geldt voor brussen. Daar komt bij dat zij zich vaak nog extra zorgen maken om hoe het gaat met hun broer of zus. Gedurende de dag, bijvoorbeeld wanneer ze op school zitten, kun jij je bijvoorbeeld afvragen of het wel goed gaat met je broer of zus gaat.

Ruzie maken als broer en zus

Hoe hecht de band ook is, broers en zussen kunnen ruzie maken als de beste. Ze kunnen elkaar klieren en weten haarfijn waar ze elkaar mee uit de tent lokken. Ook vergelijken ze zich voortdurend met elkaar. Dat is natuurlijk voer voor jaloezie en boosheid, want waarom mag jouw broer het laatste koekje uit de koektrommel? Jij wilde die!

Brussen vergelijken zich ook automatisch met hun broer of zus of zijn wel eens boos op hem of haar. Ze hebben er alleen vaak moeite mee als ze ergens boos om worden of iets niet eerlijk vinden. Jouw broer krijgt bijvoorbeeld waarschijnlijk meer aandacht dan jij of je zus krijgt misschien regelmatig een cadeautje van visite die langskomt. Als jij dit niet krijgt, dan voelt dat oneerlijk. Hoewel dat logisch is, is het toch een lastig gevoel. Je broer of zus kan er namelijk niets aan doen dat hij of zij een beperking, ziekte of stoornis heeft. Bovendien ben je het gewend om rekening met hem of haar te houden. Toch mag ook jij iets vervelend vinden en best boos op hem of haar zijn. Dat hoort er nou eenmaal bij.

De band met een bijzondere broer of zus

Tot slot blijkt uit onderzoeken dat, meer dan andere broers en zussen, brussen op bepaalde momenten in hun leven ‘in de knoop zitten’ met het zijn van een broer of zus. Denk aan het moment dat je voor het eerst naar de middelbare school gaat of gaat studeren. Je broer of zus zal niet op de fiets stappen en deze bijzondere en onbekende wereld tegemoet gaan. Een ander moment is bijvoorbeeld wanneer je op jezelf gaat wonen of een relatie krijgt. Jouw broer of zus maakt deze stappen waarschijnlijk niet en blijft misschien wel zijn of haar leven lang bij je ouders of in een instelling wonen. Al die tijd zijn jullie samen geweest en het kan voelen alsof je hem of haar achterlaat.

Al deze voorbeelden maken de band met jouw broer of zus uniek. Of jullie nog samen bij jullie ouders wonen, je broer of zus in een instelling woont of jij uit huis bent. Jullie blijven aan elkaar verbonden. Heb jij een goede band met je broer of zus?